Odijk was net als bijna alle dorpen vroeger (tot 1795) een zogenaamde heerlijkheid. De heren of vrouwen van Odijk benoemden de schout en schepenen, de pastoor of dominee, ze inden belastingen (of lieten dat doen) en bepaalden voor een groot deel het reilen en zeilen in het dorp.
De heerlijkheid van Odijk was in bezit van de heren van Vianen. Maar die gaven hun rechten al eeuwenlang door aan de familie die was beleend met het kasteel Beverweerd. Zo waren Beverweerd en Odijk al sinds tijden in handen van dezelfde familie.
Zonen van Willem van Oranje erven Odijk
De oudste zoon van Willem van Oranje, Philips Willem, erfde de heerlijkheden Beverweerd en Odijk van zijn overgrootmoeder Maria van Boeckhout (die van de laan in het dorp). Philips Willem was de zoon van Anna van Egmond, de eerste vrouw van Willem van Oranje. En zij was weer de kleindochter van Maria van Boeckhout.
Maar Philips Willem overleed zonder kinderen op 20 februari 1618 in Brussel. Zonder erfgenamen dus.
Daardoor erfde zijn halfbroer Maurits van Nassau (1567-1625) de heerlijkheid Odijk. Op 6 april 1619 werd zijn vertegenwoordiger zogenaamd “beleend” met de heerlijkheid.
Maar een paar maanden later gebeurde hetzelfde met Philips van Merode, een verre neef van Maurits. Wat was het geval?

Maurits Prins van Oranje, graaf van Nassau (bron: Rijksmuseum)
Wie was die Philips van Merode?
Philips van Merode (1568-1627), of eigenlijk Karel Philips, was een kleinzoon van de jongere zuster van Maria van Boeckhout.
Daarmee had hij wel een punt toen hij de erfenis van Philips Willem opeiste. Maurits was een halfbroer van Philips Willem: ze hadden dezelfde vader: Willem van Oranje. Maar Maurits was geen nazaat van Maria Van Boeckhout. Philips Willem was nog de zoon van Anna van Egmond, Maria’s kleindochter. Maurits had geen familieband met de oude Maria.
Zowel Maurits als Philips van Merode waren dus alleen via-via aan gelinkt aan Maria van Boeckhout.
En Van Merode was ook heel duidelijk over zijn motief toen hij de heerlijkheden Beverweerd en Odijk claimde. De Staten van Utrecht (toen de machthebbers in de provincie) zouden er een machtige vazal bij krijgen. Philips van Merode had veel bezittingen in Zuid-Nederland en Holland.
Op 23 november 1619 werd Van Merode beleend met de heerlijkheid Odijk. Heel vreemd dus, want Maurits had de heerlijkheid een paar maanden eerder al ontvangen. Maar deze tweede belening aan Van Merode werd gewoon ingeschreven in het register van het leenhof, waar dat al eeuwen in gebeurde.
Gedoe over de erfenis
Met de Staten van Utrecht begon Van Merode vervolgens een briefwisseling over de betaling van de successierechten, de zogenaamde 40e penning, ofwel 2,5% van de waarde van de erfenis.
Van Merode schreef dat Beverweerd en Odijk zwaar belast waren met schulden. Dat kun je zien als hypotheekschulden, of schulden met de heerlijkheden als onderpand.
En niet zo’n beetje ook. Tezamen waren de heerlijkheden goed voor bijna 65.000 gulden (bijna 30.000 euro) schuld! In die tijd!
Philips van Merode stelde voor om voorlopig 200 gulden te betalen als voorschot op de echte vaststelling van de 40e penning. De Staten van Utrecht eisten 300 gulden. Maar de belening met Odijk werd teruggedraaid voor er uitsluitsel kwam.
Uiteindelijk kwam alles goed
In 1620 deed Philips van Merode afstand van de heerlijkheid. Maurits werd leenman, als erfgenaam van zijn halfbroer. De reden van de ommezwaai is onduidelijk. Uit de archiefstukken is niet af te leiden of er een puur juridische reden is.
Misschien vonden de Staten van Utrecht en de heren van Vianen het beter om de stadhouder tot vazal te hebben dan een Zuid-Nederlandse edelman. Misschien had Maurits zelf zijn invloed doen gelden.
Hoe het ook zij, met de belening van Maurits, prins van Oranje, graaf van Nassau, kwamen het kasteel Beverweerd en de heerlijkheid Odijk definitief in handen van de Nassaus.
En dat zou Odijk blijven tot 1782.
Waar vind je deze gegevens?
Alle informatie uit dit artikel vind je in het grote artikel dat ik schreef over de heerlijkheid Odijk. Daarin leg ik de complexe situatie tussen de leengoederen Odijk en Beverweerd ook uit. En in de noten in het artikel staan netjes alle archiefbronnen op een rijtje, bijvoorbeeld uit de archieven van de Staten van Utrecht en het Leenhof Vianen.